Terug naar overzicht

Voetbalbladzijden
Als jongetje van een jaar of negen, tien, elf zat ik ’s maandags enthousiast gebogen over de krant, het Rotterdams Dagblad. Bart in ’t Hout schreef daar toen veel over voetbal en ik denk dat Rob Vente  in die jaren net begonnen was?  Ik las alle berichten over het voetbal. Of die nu met een bescheiden competitieverslagje over mijn eigen club De Musschen gingen, of over DCL, waar mijn klasgenoot Cees Lamsveld speelde, Coal van Leo Belder of Zwart-Wit van Kees Loendersloot.
Maar natuurlijk las ik ook de grote, uitgebreide verslagen en interviews van het betaald voetbal – zeker al onze Rotterdamse ploegen: Xerxes, Excelsior, Sparta en Feijenoord.  En ik had daar ook wel mijn eigen favorieten: bij Xerxes waren dat doelman Andries van Dijk en Martin Snoeck, bij Excelsior Jacques Roggeveen – die bij ons in de buurt een eigen zaak had in keukenartikelen, bij Sparta Tinus Bosselaar en Tonny van Ede en bij Feijenoord natuurlijk Coen Moulijn en… Henk Schouten.
Ik waarom ik die mensen tot mijn favorieten telde, weet ik niet precies…
Eigenlijk was Faas Wilkes natuurlijk een veel grotere voetbalheld dan Snoeck. Maar ja, de periode-Wilkes lag voor mij toch echt in het verleden. Hij kwam na Fortuna ’54 nog wel een aantal jaren terug bij zijn Rotterdamse moederclub, maar daar weet ik eigenlijk niets meer van. Later had hij recht tegenover het Hilton Hotel aan de Kruiskade zijn modezaak Monisima. Daar liep ik dan een beetje nerveus langs, met de gedachte dat ik misschien de grote Faas nog binnen zou zien, met een centimeter om zijn nek… Eén keer durfde ik hem te bellen voor een interview in mijn maandelijkse programma over Rotterdamse actualiteit, cultuur, literatuur en sport in Café Gommers aan de Voorhaven op Delfshaven. Maar Faas kon niet. Zaterdagmiddag, de zaak, snappie… Dezelfde reden waarom Coen Moulijn nooit kon komen. En Pim Doesburg niet… Andries van Dijk kwam van Sparta, dus dat zat daardoor meteen goed. En die Roggeveen, daar kocht mijn moeder toch weleens een afwasteiltje en onze elektrische koffiemolen kwam er ook vandaan, dus daar kon ik niet omheen! Sjaak kon je zien als hij met je moeder stond te praten en jij buiten was blijven wachten. Had hij het over 220 volt, stekker in het stopcontact, knop indrukken, zekeringen, verse koffie, weet ik veel… Als het maar niet ging ten koste van zijn voetbalkwaliteiten!
Later kwam ik op het Charlois Lyceum, en dat werd in 1968 Scholengemeenschap Hugo de Groot, die fuseerde toen met een paar MULO’s in de buurt, onder andere die in de Ploegstraat. En op die MULO had Sjaak ook gezeten!
Met Sparta had ik dus een speciale band. Underdog in de Maasstad, English style football, stevige jongens, legendarische wedstrijden, voetballen op een Kasteel… Sparta werd vooral mijn kluppie. En Tinus en Tonny dat waren de echte model-vertegenwoordigers van die club van Spangen. Twee Mr’s Sparta.
En Coen… ja, wie in Rotterdam hield niet van Coen?

Henk Schouten
Maar Henk Schouten dan?
Ik weet ook niet waarom ik iets had met Henk Schouten… maar toen ik vele jaren later een eerste interview met Henk voorbereidde, bleek dat ik in die jonge jaren al stukjes over Henk had uitgeknipt. Ik dweepte wel met alle nu legendarische namen uit die oude Gouden Periode, toen in 1961 en 1962 de landstitel werd behaald en 1962-1963 de eerste successen volgden in de Europa Cup – tot de mooie halve finale tegen Benfica. Ik dweepte met Eddy PG, Cor van der Gijp, Cor Veldhoen, Piet Romeijn, Hans Kraaij, Gerard Kerkum, Reinier Beertje Kreijermaat, Jan Klaassen, Pummy Bergholtz, Rinus Bennaars, Coen Moulijn en dus ook met Henk Schouten. Later las ik dat Cor Veldhoen na zijn voetballoopbaan tenniste in het Zuiderpark. Als ik toen langs die tennisbaan fietste, ging mijn nek een stukje omhoog, om te zien of de oudere Veldhoen daar nu rondliep. Als ik naar De Musschen fietste op de Oldegaarde, dan reeds ik graag even over de Langenhorst, waar Coen en Eddy PG hun winkels hadden – in sportspullen en in herenkleding. Beertje Kreijermaat had een slijterij aan de Dordtselaan, waar ik af te toe ook stiekem naar binnen loerde. Maar mijn vangst bij die zoektochtjes was niet zo groot. Later kreeg Theo Laseroms een cash&carry-drankenzaak aan de Gouwstraat op Oud-Charlois. Als je geluk had trof je Theo ‘de Tank’ daar soms zelf, met zijn geblokte gestalte en het typerende, daarmee contrasterende hoge stemmetje. Maar toen was ik ook al een paar keer zelf in de Kuip gaan kijken, of zelfs al op Woudestein, bij Excelsior. Toen was de grootste mystiek er dus al vanaf!

Misschien kwam die band met dat team van toen, ook wel door de voetbalplaatjes die wij bij een sigarenwinkeltje op de hoek van de Utenhagestraat en de Carnisselaan gingen halen. Daar zaten ze in een pakje bubblegum van 10 cent. Zwart-wit foto’s met allerlei ploegen in 1961, club met vooral Europa Cup-ploegen in 1962. Wij kauwden wat af in die tijd!
Bazooka en andere kauwgum, als er maar mooie plaatjes bij zaten.
Die sigarenwinkels hadden toen hoe dan ook een belangrijke rol in de voetbalwereld: er werden ook de kaartjes voor alle thuiswedstrijden verkocht. Zagen wij ook over de toonbank gaan, als we die kauwgom kochten. Keken we geïntrigeerd naar, al kenden we dat woord nog niet… zou mooi zijn als je ook zo’n kaartje kon kopen in plaats van zo’n kauwgumplaatje!

Misschien kwam die extra bewondering voor Henk Schouten uit dat team wel vooral doordat hij met de grote Coen de linkervleugel bemande. Want later kreeg ik minstens even veel waardering voor zijn opvolger Frans(je) Bouwmeester. En daarbij kwam nog dat Henk van Kralingen kwam, bij Excelsior gespeeld had en daar ook later terugkeerde. Excelsior dat was ondanks de chique kant van Kralingen, toch de échte club van het volk in die tijd. Want daar ging voorzitter Henk Zon de kranten ophalen om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen…En als gewone jongen uit een arbeidersgezin in een arbeidersbuurt, hield ik van net zulke gewone mensen en dus van de clubs waarbij ze hoorden.

Goalgetter
Het woord goalgetter deed in die dagen zijn intrede in de toen nog vrij Nederlandse Nederlandse taal, goed we spraken bij voetbal nog over free-kick in plaats van vrije schop en over off-side in plaats van buitenspel, maar dat kwam doordat die sport oorspronkelijk uit Engeland kwam, van penalty hadden we toch al mooi pingel gemaakt! 
Hoewel hij nooit topscorer werd in de in 1956 gestarte eredivisie van de KNVB, scoorde Henk Schouten, op aangeven van vooral Moulijn veelvuldig. In dienst van Feyenoord scoorde hij 125 keer (119 goals in de competitie). In de eredivisie scoorde hij voor de club uit de Kuip 88 keer, wat hem op de ranglijst aller tijden op de 3e plek brengt, na Ove Kindvall (129x) en Dirk Kuijt (95x). Zijn aandeel in de reuzenoverwinning op Ajax op 28 augustus 1960 bestond uit maar liefst vier goals (waarvan 2 met het hoofd) . Dit was ook het seizoen dat Feyenoord voor het eerst in 21 jaar weer kampioen zou worden. De laatste titel voordien was Kampioen van de Eerste Klasse, in mei 1940. Aan het eind van dit nieuwe seizoen, waren er nu twee wedstrijden tegen Limburgse clubs. Eerst werd op 22 mei 1961 in Maastricht MVV verslagen, met 2-0. Toen volgde de kampioenswedstrijd in De Kuip tegen Rapid JC uit Kerkrade, 28 mei 1961. Rob Vente zat op de tribunes, Henk stond in het veld. Rapid opende onverwacht en ongewenst de score. Maar Henk maakte gelijk. En middenvoor Cor van der Gijp maakte 2-1, Feijenoord werd eindelijk weer kampioen. Met een team van ‘Rotterdammers’ (er zaten natuurlijk ook de Limburgers Klaassen en – vanaf de zomer van 1961 – Bergholtz bij), een vriendschapsteam. Of zoals Henk dat zelf typeert: “een wereldelftal.”
 
Als de titel een feit is, breekt de feestvreugde in Rotterdam los. Het publiek bestormt het veld en danst met de spelers op de schouders in polonaise over het veld.
De volgende dag mag de ploeg in een open koets een rijtoer door de stad maken, ook door Zuid, over de Beijerlandselaan, ook door de wijk Feijenoord, met de Oranjeboomstraat en de Rosestraat.
Het jaar later werd de ploeg opnieuw kampioen. En daarna zouden de voor het eerst diep doorstoten in de Europa Cup (tot de genoemde halve finale tegen Benfica). Maar toen speelde Henk Schouten weer op Woudestein bij Excelsior. In het Europese seizoen 1961-1962 deed hij wel mee. Maar in die tijd was hij door de concurrentie met Frans Bouwmeester wel teruggevallen op de middenlinie, zodat zijn scoringskansen een stukje minder werden. Hij maakte alleen een doelpunt tegen IFK Gotenborg, in de wedstrijd van 13 september 1961, toen met 8-2 gewonnen werd. In beide wedstrijden tegen de Zweden scoorde Bouwmeester 4 goals.

Toprecord
Met goud geschreven in de geschiedenisboeken van het Nederlandse voetbal, staat de wedstrijd Feyenoord – De Volewijckers op 2 april 1956: 11-4. Er wordt dan nog niet in de Eredivisie gespeeld met de beste ploegen, maar in twee hoofdklassen. Feyenoord speelt in Hoofdklasse B. De prestatie is er niet minder om. Het record van Henk Schouten staat als een huis. Al heeft hij zelf jarenlang de pest in gehad over een ‘loepzuiver’ doelpunt dat de scheidsrechter afkeurde wegens ‘ongeoorloofd aanvallen van de keeper’. Alfonso Alves is voor de eredivisie officieel recordhouder in de eredivisie, uit de wedstrijd tegen Heracles Almelo in 2007, maar dat is met slechts 7 goals geweest.
Henk had een neus voor doelpunten. In de twee kampioenswedstrijden voor 1961 en 1962 die hij met Feyenoord meemaakte, waren zijn doelpunten beslissend voor de titel.

Oranje
In Oranje was Schouten minder succesvol. Hij speelde maar 2 interlands en maakte daarin geen doelpunten. De eerste interland was onder bondscoach Max Merkel in 1955, tegen Ierland. Die werd met 1-0 verloren. Schouten speelde dat seizoen nog voor Holland Sport.
In 1961 mocht hij nog eens komen opdraven van keuzeheer Elek Schwartz. Nederland leed toen een smadelijke thuisnederlaag tegen onze favoriete tegenstanders uit die periode, België. De ‘derby der Lage Landen’ ging daar met 0-4 verloren. De Belgen, met een nog jonge Pol van Himst hadden ons overspeeld. Schwartz verweet Schouten dat hij zich niet genoeg had ingespannen. Schouten antwoordde hem, dat hij dan voortaan maar een ‘locomotief’ moest opstellen. Voetballers moesten in die dagen geen eigen mening hebben en mochten die zeker niet tegenover de trainer uiten, Henk Schouten werd nooit meer opgesteld. Toch zette hij later met trots zijn handtekening in een boek dat ik had over de geschiedenis van het interlandvoetbal in vroeger jaren en kwam hij ook graag uit in wedstrijden van de oud-internationals .

Semi-prof
Henk Schouten en zijn maatjes uit dat gouden team, speelden in een tijd dat iedere voetballer er nog een baan bijhad. Ik vertelde al over de slijterij van Kreijermaat en die van Laseroms, de sportzaken van Eddy PG en van Pim Doesburg, de modewinkels van Faas Winkels en van Coen Moulijn. Sjaak Swart zwaaide de scepter over de horeca in de Jaap Edenhal, Bennie Muller en Rinus Israels hadden een sigarenwinkel .
Kom daar nu eens om in deze tijd van miljoenentransfers en daaraan aangepaste torenhoge inkomens.
Ook Henk heeft tot op hoge leeftijd moeten sappelen bij gebrek aan een hoog voetbalsalaris. Hij had de gok genomen voor het beginnende betaald voetbal in ons land, in de ‘wilde’ competitie van de Nederlandse Beroeps Voetbal Bond. Schouten speelde bij de BVC. Rotterdam, later overgegaan in het Haagse Holland Sport. Werd je daar dan wel rijk? Nou, nee dus. Won je, kreeg je 7 tientjes, speelde je gelijk waren dat er 4, verloor je moest je met 3 tevreden zijn .
Is Henk daarover verbolgen?  Nee, al vindt hij de bedragen van nu wel abnormaal, zeker als je beseft dat er veel clubs in nood verkeren. Maar dat zegt hij zeker niet uit jaloezie.
“Ik heb een heel mooie tijd gehad!”
Maar je moest er wel wat voor over hebben: “Je kon niet uitgaan, maar dat had ik er voor over. Daar zaten op zondagmiddag 63.000 mensen voor je in dat stadion. Die mocht je niet teleurstellen!”
Als Henk aan die mooie herinneringen terugdenkt, kan hij niet anders stellen, dan dat hij veel bereikt heeft.
“Je dacht van maandag tot en met zaterdag, de hele week, aan die wedstrijd. Dat was een     prachtig gevoel!”

Doorbreken
18 jaar oud, stond Henk Schouten in het eerste van Excelsior: “Ik ben bij Excelsior geboren en bij Excelsior geëindigd. Dat is voor mij ook een belangrijke club geweest.”
23 jaar was Henk toen hij overgestapt is naar Feyenoord.
Vader Schouten werkte op de scheepswerf van Wilton-Feijenoord. Iedere dag reed hij daar op zijn fietsje naartoe. Natuurlijk was hij trots op zijn jonge voetballende zoontje. Terwijl zijn moeder Henks voetbalpassie vol bezorgdheid volgde. Vanaf zijn 7e jaar (in 1939) was Henk op straat met de bal te vinden.
“Daar waren nog geen auto’s, je kon lekker tegen een muurtje schoppen in je eigen straat. En wij gingen met jongens uit de buurt naar de Kralingse Plaslaan. Het voetbal uit die tijd is in feite op straat geboren.”
De oorlog bracht moeilijkheden, honger. Maar de jongens bleven spelen zo veel als ze konden. Regelmatig stond er aan het eind van de oorlog een dikke man naar hen te kijken. Die was van Excelsior. Henk was 12 jaar, maar viel op.
      -      Jij moet bij Excelsior komen spelen, zei die man hem.
      -      Ze willen dat ik bij Excelsior kom spelen, vertelde Henk zijn vader.
Maar hoe moest zijn vader dit van zijn karige inkomen bekostigen: contributie, voetbalkleren, voetbalschoenen?
Gelukkig: de club betaalde! En Henk begon aan zijn carrière.
Later ging hij naar de ULO op de Gashouderstraat. Zo kwam hij ook in de jaarlijkse sportontmoeting tussen Rotterdam en Antwerpen  uit in het Rotterdamse team. En viel daar opnieuw op.
Zodat Henk dus al op jonge leeftijd (17) in het eerste van Excelsior belandde. En later een nog mooiere voetballoopbaan kreeg. De vleugelspeler die befaamd was om zijn snelheid en zijn dribbles. En zijn vlijmscherpe ballen op de goal…
“Je kan geen voetballen leren. Daar wordt je mee geboren. De trainer kan dat hoogstens nog wat uitbreiden.”

Onze ontmoeting
Toen ik bij Victor De Coninck in Galerie De Compagnie in Dordrecht ‘Dordt op Zondag’ presenteerde, raakte ik bevriend met Frank de Kok. Frank had een cargadoorsbedrijf in de Rotterdamse haven. In zijn vrije tijd vond Frank het fijn om met literatuur bezig te zijn en ook om gedichten te schrijven. Henk werkte ook nog in die haven toen. Frank en Henk ontmoetten elkaar regelmatig.
Toen ik later in Dordt doorwerkte met een soortgelijk programma in Café-Restaurant De Pontonnier, zei Frank:
       - Je moet Henk Schouten eens vragen, dat vindt hij leuk!
En via Frank vroeg ik toen Henk Schouten.
Bescheiden maar toch ook blij verrast, kwam hij naar Dordt.
      - Waarom vraag jij mij nou, joh!
En hij begon zijn verhaal over die mooie jaren, die mij als jongetje zo geboeid hadden. Een verhaal dat mij en de luisteraars nog steeds boeide.
Henk en ik hielden contact, ik vroeg hem ook eens op Delfshaven, bij Café Gommers, toen ik daar op zaterdagmiddag mensen met mensen liet praten.
Want Henk had altijd wat te vertellen. Ook over het Feyenoord uit die jaren daarna. Of over zijn vrienden van toen, met wie hij nog altijd iedere thuiswedstrijd op de tribune zat. Zeker over zijn boezemvriend Coen Moulijn.
Kennen en kennen is twee natuurlijk. Als ik Henk weleens belde, nam er een hoge stem op:
       -    Met Schouten…
Doordat Henk ook een enigszins hoge stem heeft, vergiste ik me telkens weer:
       -    Dag Henk, met Dick Gebuys!
       -    Nee, het is niet met Henk, het is met zijn vrouw, ik zal Henk even roepen…

Jarenlang wist ik het, als ik naar huis fietste, de deur opende en de eerste kerstkaart op de deurmat zag liggen: die was van Henk. “Henk Schouten en vrouw,” stond er dan. Het was iets waar ik naar uit begon te kijken, maar wat me toch ook iedere keer weer ontroerde.

Mr. Feyenoord?
      -  Die Henk Schouten die kan toch smakelijk moppen vertellen, hoorde ik eens van Sander de Kramer.
Ik heb dat Henk wel op de radio horen doen, maar waar nooit live getuige van zijn moppentappen. 
Misschien komt het door die smakelijke manier van vertellen, misschien ook door zijn bescheidenheid, maar in elk geval is Henk de laatste jaren in de Rotterdamse media uitgegroeid tot dé man van Feyenoord in de Sixties.
Toen Coen Moulijn overleed en heel Rotterdam treurde, was het Henk die van die droefenis op televisie getuigde. Met een mooi, ontroerend verhaal over een mooi mens, een fijne Rotterdammer.
Ook bij successen en tegenslagen luisteren we regelmatig naar zijn reacties in die media.
Net als velen in de Maasstad, keek zeker Henk uit naar een nieuwe titel.
Eind 2016, schrok ik van de melding in diezelfde media, dat Henk ernstig ziek was. Hij had kanker aan de alvleesklier.
Ik kreeg nog een kaart van hem en schreef hem aan het diepst van mijn hart een kaartje terug.
Deze zomer deed het nieuwe kampioenschap van Feyenoord me daarom extra deugd, omdat ik wist dat Henk dit nog meemaakte. Zijn club werd eindelijk weer eens kampioen van Nederland.
Het is weer december. Zou er nog een kaart komen?
Dick Gebuys