Terug naar overzicht

Jim leerde ik kennen op een Onderwijsconferentie in Truro, Nova Scotia. Jim kwam uit een familie van academici. Zijn vader doceerde op de Universiteit van Ottawa. Jim wou niet zomaar in diens voetsporen treden. Hij wou boer worden. Hij kocht met familiekapitaal een stuk grond met een houten blokhut op Cape Breton Island, Nova Scotia. Wij hielden contact na die conferentie.
Een paar jaar later gingen mijn toenmalige vrouw en ik op reis naar Canada. Wij zouden ook een week op de boerderij van Jim logeren.
- Maar dan moet je wel meehooien, zei Jim door de telefoon tegen me.
- Maar natuurlijk, antwoordde ik, waarom niet? Gezond werk toch?
Dus trokken wij van het Indian Reserve Shubenacadie bij Truro bij mijn Mi’k Mak vriend Alan Knockwood naar de boerenhut van Jim, in Piper’s Glen – South West Margaree, vlakbij de Egypt Falls. En de volgende dag gingen we mee naar het weiland, hooien.

Philip Glass
We waren met een hele groep. Jims pleegzoon was erbij, kind uit een stukgelopen huwelijk van Franstaligen op dit eiland, was het uit Chéticamp dat hij kwam, of uit St. Aubin, of romantiseer ik dat Franse en kwam hij gewoon uit een oude, vervallen hut in Inverness?
Kind uit een losgeslagen gezin was hij in elk geval, zelf in die jaren ook wel wat losgeslagen. Jims buurman hooide mee, Bobby Peters, dat Pieters was ooit gewoon op zijn Nederlands Peeters geweest, Bobby’s vader kwam uit Susteren, zijn moeder uit Maastricht, ze waren over the Big Puddle getrokken toen Bobby 6 jaar oud was. Bobby’s zoon hooide ook mee, wij dus en dan nog een jongen die zich een beetje afzonderde van de rest.
- He’s coming from New York, vertelde Jim me.
- He’s a friend of the son of Philip Glass. He’s staying in his house. Philip Glass has a house here near by.
Ik heb kennelijk tot mijn schande, nog nooit van Philip Glass gehoord.
- He’s a famous American composer, Dick. Living and working in New York, but in the summer he is here.

Die jongen zijn naam ben ik vergeten. Hij zit ‘s avonds ook in de woonkamer van Jim. Eet mee, drinkt mee, blowt geloof ik ook een beetje, maar praat eigenlijk niet echt mee. Hij heeft zijn high school af en droomt van een studie in de creatieve sector.
- Something in music or theatre, mompelt hij.
Als je naar zijn ogen kijkt, ziet hij dat al helemaal zitten.
Wij drinken een zelfgemaakt biertje van Jim, koel gebleven in de mooie rootcellar, die Jim me vanavond in het bos heeft laten zien. Onze wangen gloeien wat van de dag in het hooi. Morgen gaan we verder.
- But he’s gonna go home tonight, zegt Jim. We gonna take him to Philip Glass’s house.
Philip Glass woont in Dunvegan. Vlakbij voor Canadese begrippen, een twintig kilometer van Egypt Falls.
Ik rij even met Jim mee, in de pick-up. Na een halfuurtje rijden zetten we onze gast af, bij zijn gastverblijf. Onze Dodge staat stil, bij een huis waarvan ik de contouren slechts in het duister kan waarnemen. Alle lichten zijn al uit. Philip Glass ligt te slapen… maar hier ligt hij dus echt, Philip Glass. Ik sta naast het huis van Philip Glass, de gróte Philip Glass. Die ik niet ken…

Eén met de natuur
Die nacht slapen Ans en ik in een kleine blokhut, niet ver van de Margaree River. Vlakbij de waterval van Egypt Falls. Als we ons hoofd op het kussen leggen, horen we het water van de rivier stromen en dat van de waterval ruisen.
Jim doet me dichter bij de natuur komen. Dat vond ik meteen toen ik hem leerde kennen vorig jaar al mooi. De manier waarop die jongen die toch net als ik ook uit de grote stad kwam, dicht bij de natuur was komen staan. De manier waarop hij alle dingen uit onze consumptiemaatschappij leek te hebben losgelaten, al die dingen die ons vaak zo onder druk zetten. Hij leek dit zozeer te hebben losgelaten, dat ik zelfs meende dat hij zijn oudste zoon Aimless had genoemd. Uiteindelijk bleek de jongen gewoon Aymes te heten!